Klankgedicht
Klik hier voor klankgedichten die zijn opgestuurd en gepubliceerd. | Klik hier voor klankgedichten van gevestigde dichters in het archief . |
Het klankgedicht is opgebouwd uit klanken. In dit gedicht is het ritme van groter belang dan de inhoud: de klanken zijn vaak niet-bestaande woorden. De inhoud van een klankgedicht hoeft dus geen betekenis te hebben. Het enige wat soms een betekenis heeft is de titel van dit gedicht.
- Bedenk een onderwerp, dat specifieke klanken heeft: B.v. een handeling,
een voorwerp, of een dier.
- Bedenk welke geluiden bij jouw onderwerp horen en schrijf die geluidsassociaties
op.
- Maak nu van deze klankwoorden een gedicht. Denk eraan, dat de klank
en het ritme het belangrijkst zijn.
- Lees jouw gedicht een paar keer hardop, om te horen of je gedicht
lekker loopt. Het herhalen van klanken hoort ook bij een klankgedicht.
- Bedenk een titel voor jouw gedicht.
Als voorbeeld:
Monolog des verrückten Mastodons
Paul Scheerbart (1863-1915)
Zépke! Zépke!
Mekkimápsi - muschibróps.
Okosôni! Mamimûne .......
Epakróllu róndima sêka, inti .... windi .... nakki;
pakki salône hepperéppe - hepperéppe!!
Lakku - Zakku - Wakku - Quakku --- muschibróps.
Mamimûne - lesebesebîmbera - roxróx - roxróx!!!
----------------------------------------------
Quilliwaûke?
Lesebesebîmbera - surû - huhû
- Klaar is je klankdicht.