Dieren

  • Der Igel
  • II Schöne Jugend
  • Ohne Titel
  • Without a title
  • Four Ducks on a Pond
  • Penguins in the Home
  • Le poisson volant
  • L'araignée
  • L'Oie

Der Igel

Heinz Erhardt (1909-1979)

 

Opdracht

1. In dit gedicht is een werkwoord weggelaten. Lees het gedicht en vul het woord in. Tip: Let op het rijm in de eerste strofe.

 

Der Igel sprach zur Igelin:
'Du weißt nicht, wie verliebt ich bin!
Ich liebe dich wie nichts so!'

Dann drückte er sie fest an sich,
worauf sie schrie: 'Auch ich lieb' dich,
doch laß das sein, du so!'

 

2. Het egelvrouwtje voelt twee dingen. Wat voelt zij?
3. De egels hebben menselijke eigenschappen. Vind jij de reactie van de 'Igelin':

typisch vrouwelijk een vooroordeel


4. Bedenk een situatie waarin een vrouw de laatste regel tegen haar man zegt.
5. Wat is een fabel? Zoek eventueel op in een naslagwerk.
6. Is dit gedicht een fabel? Licht je antwoord kort toe.
7. Bedenk een andere Duitse titel voor dit gedicht.

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7  

 

II Schöne Jugend

Gottfried Benn (1886-1956)

 

Opdracht

1. Wat is je eerste associatie bij deze titel?
2. Lees de eerste twee regels van het gedicht.

 

Der Mund eines Mädchens, das lange im Schilf gelegen hatte,
sah so angeknabbert aus.

 

Opdracht

3. Wat is je eerste associatie bij: 'angeknabbert' (aangeknaagd)?
4. Lees de volgende regel van het gedicht.

 

Als man die Brust aufbrach, war die Speiseröhre so löcherig.

 

Opdracht

5. Heb je bij 'löcherig' (vol gaten) dezelfde associatie als bij 'angeknabbert' of een andere? Licht je antwoord kort toe.
6. Waar bevindt zich het meisje?
7. Wie wordt er met 'man' bedoeld?
8. Wat denk je dat er gaat gebeuren?
9. Lees de volgende regels van het gedicht.

 

Antwoorden

     
vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7 vraag 8
vraag 9      

 

Schließlich in einer Laube unter dem Zwerchfell
fand man ein Nest von jungen Ratten.
Ein kleines Schwesterchen lag tot.
Die andern lebten von Leber und Niere,
tranken das kalte Blut und hatten
hier eine schöne Jugend verlebt,

 

Opdracht

10. Wat denk je dat er vervolgens gaat gebeuren?
11. Verklaar nu de titel.
12. Blijkt je eerste associatie bij de titel (opdracht 1) te kloppen met de sfeer van het gedicht?
13. Lees het gedicht uit.

 

Antwoorden

vraag 10 vraag 11 vraag 12 vraag 13

 

Und schön und schnell kam auch ihr Tod:
Man warf sie allesamt ins Wasser.
Ach, wie die kleinen Schnauzen quietschten!

 

Opdracht

14. Lees het gehele gedicht.
15. Welke twee regels roepen ondanks alle gruwelijkheid toch een licht sentiment voor de dieren op?
16. Beschrijf kort welk gevoel dit gedicht bij je oproept.
17. Wat zou dit gedicht ons over de dichter kunnen vertellen?
18. Schrijf een kort sensationeel Duits krantenberichtje over de gebeurtenis in dit gedicht. Vergeet de krantenkop niet. Gebruik minimaal 50 woorden.

Antwoorden

vraag 14 vraag 15 vraag 16 vraag 17
vraag 18 vraag 19    

Opdracht


1. De titel van dit gedicht is weggelaten.
Lees het gedicht vooral hardop en bedenk een geschikte titel (niet Fisch!).

 

-------------------

Kurt Schwitters (1887-1980)

 

Ein Fischge, Fisch, ein Fefefefefischgerippe?
Lag auf der auf, lag auf der Klippe.
Wie kam es, kam, wie kam, wie kam es
Dahin, dahin, dahin ?

Das Meer hat Meer, das Meer, das hat es
Dahin, dahin, dahingespület,
Da llllliegt es, liegt, da llllliegt, llliegt es
Sehr gut, sogar sehr gut !

Da kam ein Fisch, ein Fefefefefisch, ein Fefefefefefe-fefefefefefe
(schriller Pfiff) feFe feFe feFe feFefischer,
Der frischte, fischte frische Fische.
Der nahm es, nahm, der nahm, der nahm es
Hinweg, der nahm es weg.

Nun lllllliegt die, liegt, nun llliegt die Klippe
Ganz o o o ohne Fischge Fischgerippe
In weiten, weit, im We Weltenmeere
So nackt, so fufu furchtbar nackt.

 

Opdracht

2. Lees nu de titel van Schwitters bij de antwoorden. Lijkt jouw titel op het origineel?
3. Draag, nu je de titel kent, het gedicht nog eens voor aan je klas/groepsgenoten.
4. Geef met een cijfer van 1 t/m 5 aan in hoeverre je het met de volgende stelling eens bent. (1 = helemaal niet mee eens en 5 = volledig mee eens)
* Dit gedicht is voor sommigen kwetsend!

1 2 3 4 5

5. Licht je keuze kort toe.
6. Vergelijk jouw cijfer met de cijfers van je klas/groepsgenoten.

 

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6    

----------

Ogden Nash (1902-1971)

 

Whales have calves,
Cats have kittens,
Bears have cubs,
Bats have bittens,
Swans have cygnets,
Seals have puppies,
But guppies have just little guppies.

 

Opdracht

1. Bedenk een geschikte Engelse titel.
2. Klik hier om naar de originele titel te bekijken.
3. Welke vind je beter: je eigen titel of die van de dichter? Licht in het kort toe.
4. Wat hoort er bij elkaar? Zoek de juiste betekenis bij het Engelse woord in onderstaande tabel.

1 calf 1 + A jong hondje
2 cub 2 + B jong poesje
3 cygnet 3 + C kalf
4 kitten 4 + D welp
5 puppy 5 + E zwanenjong

5. In dit gedicht wordt er gespeeld met de benamingen van jonge en volwassen dieren. Bedenk nu zelf (of met een groepje) in het Nederlands tenminste 5 dieren van wie de jongen een afwijkende benaming hebben.

Bijvoorbeeld: een koe en kalf

6. Probeer nu zelf met behulp van opdracht 5 een Nederlandse versie van dit gedicht te maken. Rijmen mag maar hoeft niet!

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6    

 

Four Ducks on a Pond

William Allingham (1824-1889)

 

Four ducks on a pond,
A grass-bank ,
A blue sky of spring,
White clouds on the ;
What a little thing
To remember for years-
To remember with .

 

Opdracht

1. Kies het juiste rijmwoord.

Klik hier om te kijken of je de juiste rijmwoorden hebt gekozen.

Opdracht


1. Veel mensen hebben als hobby het verzamelen van bepaalde voorwerpen, bijvoorbeeld postzegels. Heb jij een verzameling of heb je er ooit eentje gehad? Ken je iemand die iets verzamelt dat met dieren te maken heeft? Zo ja, wat verzamelt hij of zij?
2. Lees het gedicht.

 

Penguins in the Home

Helen Bevington (1906-2001)

 

A penguin hailed me at the door.
One roosted limply on my chair,
And in three cabinets were more.
The penguin populace was there.

Some live with penguins. I suspect
A herd of whales, a drove of camels
Would serve me better to collect.
I like to sit around with mammals .

 

Opdracht

3. Wat verzamelt de hoofdpersoon van dit gedicht?
4. Waar bevinden zich deze dieren?
5. Denk je dat ze echt zijn? Licht je antwoord in tenminste twee zinnen toe.
6. Welke dieren wil de hoofdpersoon eigenlijk liever in huis?
7. Waarom?

 

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7  

Opdracht

1. Vertaal de titel van dit gedicht voordat je het gedicht gaat lezen.
2. Bestaat zo'n dier? Zoek dit op in een naslagwerk.

 

Le poisson volant

Jean-Pierre Claris de Florian (1755-1794)

 

Certain poisson volant, mécontent de son sort,
Disait à sa vieille grand'mère:
"Je ne sais comment je dois faire
Pour me préserver de la mort.
De nos aigles marins je redoute la serre
Quand je m'élève dans les airs,
Et les requins me font la guerre
Quand je me plonge au fond des mers."
La vieille répond: "Mon enfant, dans ce monde,
Lorsqu'on n'est pas aigle ou requin,
Il faut tout doucement suivre un petit chemin,
En nageant près de l'air et volant près de l'onde."

 

Opdracht

3. Wie zijn er in dit gedicht aan het woord?
4. Met welk probleem worstelt de 'poisson volant'?
5. Welk antwoord krijgt hij?
6. Dit antwoord is niet alleen een antwoord maar ook een levensles. Welke?
7. Controleer je antwoorden hier beneden.
8. Zou jij zo'n advies als geantwoord in vraag 6 opvolgen? Licht kort toe.
9. Waarom is juist de laatste regel zo toepasselijk voor dit dier?

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7 vraag 8
vraag 9      

L'araignée

Madeleine Ley (1901-1981)

 

Araignée grise,
Araignée d'argent,
Ton échelle exquise
Tremble dans le

Toile d'araignée
Emerveillement
Lourde de rosée
Dans le matin blanc!
Ouvrage subtil
Qui frissonne et ploie.
O maison de
Escalier de soie!

Araignée grise,
Araignée d'argent.
Ton échelle exquise
Tremble dans le

 

Opdracht

1. Vul de ontbrekende rijmwoorden in. Het rijmschema is abab. Kijk bij de antwoorden of je de correcte rijmwoorden hebt gebruikt.
2. Bedenk een uitgebreidere titel, dan de originele titel. Zorg, dat de boodschap van dit gedicht tot uiting komt.
3. Vergelijk beide titels. Welke vind je mooier?
4. Op hoeveel verschillende manieren wordt het spinnenweb beschreven?
5. Noem er tenminste twee.
6. Maak een creatief werkstuk (bv. foto) dat het gedicht uitbeeldt.

L'Oie

Jean Marcenac (1913-1984)

 

Je suis l'oie Je suis la loi
Mes plumes sont blanches
J'ai le droit pour moi

Une seule chose m'ennuie
C'est le chien de la basse-cour
Le contre-maître plus près du maître
Que moi

Mais il me prend sur son assiette
Le maître

Moi

L'oie

 

Opdracht

1. Welke woordspeling zit er in de eerste zin?
2. Welke twee betekenissen kan 'Je suis la loi' hebben?
3. Wat gaat er uiteindelijk gebeuren met de gans?
4. Welke gevoelens heeft het dier daarbij?

angst nijd trots

5. Wie komt er uiteindelijk het dichtst bij de baas: de gans of de hond? Leg uit.
6. Schrijf een gedichtje zoals bovenstaand, maar dan met als hoofdpersoon le chien de la basse-cour. Vul je eigen versregels in. De allerlaatste regel hoeft niet te rijmen.

Je suis le chien de la basse-cour

J'ai le droit pour moi

Une seule chose m'ennuie



Le maître

 

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6