Morgen

  • Under Zeiten
  • Die überstandene Wende
  • Ohne Titel
  • Rengaine pour piano mécanique
  • Si j'étais pohéteû
  • Iles

Opdracht

1. Lees het gedicht.

 

Unter Zeiten

Christian Morgenstern (1871-1914)

 

Das Perfekt und das Imperfekt
tranken Sekt.
Sie stießen aufs Futurum an
(was man wohl gelten lassen kann).

Plusquamper und Exaktfutur
blinzten nur.


Opdracht

2. Vertel in je eigen woorden na, wat er in het gedicht gebeurt.
3. Welke tijden komen er in het gedicht voor?
4. Vertaal, eventueel m.b.v. een woordenboek, die tijden.
5. Op wie wordt er geproost?
6. Leg uit waarom juist deze regel zo grappig is.
7. In welke regel zegt de dichter, dat het wel terecht is, om op die tijd te proosten?
8. Waarom wordt er op juist op die tijd geproost?
9. Leg uit, dat dit gedicht past in het thema "Morgen".
10. Hoe vind je dit gedicht?
Geef een cijfer van 1 t/m 5: 1= helemaal niks aan, 5= heel erg leuk


Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7 vraag 8
vraag 9 vraag 10    

Opdracht

1. Lees het gedicht. (N.B. Wende = (=het doorstane keerpunt)

 

Die überstandene Wende

Heinz Czechowski (1935- )

 

Was hinter uns liegt,
Wissen wir. Was vor uns liegt,
Wird uns unbekannt bleiben,
Bis wir es
Hinter uns haben.

(November 1989)

 

Opdracht

2. Wie zijn 'wir' en "uns" in het gedicht?
3. Welk historisch feit geeft de titel? Tip: Kijk naar wanneer dit gedicht is geschreven.
4. Zoek in een naslagwerk dit historische feit op en geef een korte samenvatting van minimaal 100 woorden.
5. Welke zin past het best bij het woord 'Zukunft'?
6. Welk woord zou je, in de context van het gedicht, door 'morgen' kunnen vervangen?
7. Vertaal de laatste regel.
8. Vergelijk de eerste en de laatste regel. Leg nu de woordspeling/dubbele betekenis in de laatste regel uit.

 

Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7 vraag 8

Opdracht


  1. Lees het gedicht.

 

Ohne Titel

Ernst Jandl (1925-2000)

 

die sonne scheint
die sonne scheint unterzugehen
die sonne scheint aufzugehen
die sonne scheint aufgegangen
die sonne scheint

 

Opdracht

2. Welke twee betekenissen heeft het werkwoord "scheinen"?
3. Wat valt je op aan de schrijfwijze van het zelfstandig naamwoord?
4. Het gedicht bestaat uit zes regels. Zet de ontbrekende regel op de juiste plaats in het gedicht:
"die sonne scheint untergegangen". Klik hier voor het juiste antwoord.
5. Beschrijf van elke regel (6), welk moment van de dag het is.
6. Hoe lang is de vertelde tijd?
7. De dichter heeft zijn gedicht geen titel gegeven. Bedenk een geschikte Duitse titel (niet morgen!)
8. Maak zes tekeningetjes die steeds de stand van de zon aangeven.
9. Hoe vind je dit gedicht? Kies uit één van de mogelijkheden.

grappig
mooi
stom
ik vind het geen gedicht


Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6 vraag 7 vraag 8
vraag 9      

Rengaine pour piano mécanique
(comme un rémouleur superbe et désabusé)

Jean Tardieu

 

Dépêche toi de rire
Il est encor temps
Bientôt la poêle à frire
Et adieu le beau temps.

D'autres viendront quand même
Respirer le beau temps
C'est pas toujours les mêmes
mais y a toujours des gens.

Sous le premier empire
Y avait des habitants
Sous le second rempire
Y en avait tout autant.

Même si c'est plus les mêmes
Tu t'en iras comme eux
Tu t'en iras quand même
tu t'en iras chez eux.

C'est pas moi c'est mes frères
Qui vivront après moi
Même chose que mon grand père
Qui vivait avant moi.

Même si c'est plus les mêmes
On est content pour eux
Nous d'avance on les aime
Sans en être envieux

Dépêche-toi de rire
Il en est encor temps
Bientôt la poêle à frire
Et adieu le beau temps…

 

Opdracht

1. Lees het gedicht. (rengaine = deuntje)
2. Wat vind je van dit gedicht? Kies uit:

somber, triest
vrolijk
grappig
serieus

3. Leg uit wat dit gedicht met 'morgen' te maken heeft.
4. Leg de ondertitel/tweede titel uit. (un rémouleur = scharensliep, désabusé = ontgoocheld)
5. Welk advies geeft dit gedicht? Hoe wordt dat wel in het Latijn genoemd? Zoek dat eventueel op in een naslagwerk.


Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5      

Si j'étais pohéteû

Boris Vian (1920-1959)

 

Si j'étais pohéteû
Je serais ivrogneû
J'aurais le nez rougeû
Une grande boîteû
j'empilerais
Plus de cent sonnais
Où j'empilerais
Mon noeuvreû complait.

 

Opdracht

1. Lees het gedicht hardop voor.
2. Wat valt je op aan de schrijfwijze van de laatste woorden van de eerste vier regels?
3. Wat zou de functie hiervan zijn?
4. Kijk naar de laatste regel. Lees deze hardop. Welke woorden vallen op? Waarom?
5. Zoek de laatste woorden van het gedicht op in een woordenboek. Wat zie je daar staan? Leg uit waarin de woorden in het gedicht afwijken.
6. Wat zou de dichter wensen voor de toekomst?


Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6    

index morgen

Iles

Blaise Cendrars

 

Iles
Iles
Iles où l'on ne prendra jamais terre
Iles où l'on ne descendra jamais
Iles couvertes de végétations
Iles tapies comme des jaguars
Iles muettes
Iles immobiles
Iles inoubliables et sans nom
Je lance mes chaussures par-dessus bord car je voudrais bien aller jusqu'à vous


Opdracht

1. Lees het gedicht.
2. Verklaar de titel.
3. Wat wenst de dichter voor morgen?
4. Hoe weet je dat het om morgen gaat?
5. Maak een tekening die dit gedicht uitbeeldt.
6. Denk je dat deze wens van de dichter een realistische wens is? Geef argumenten.



Antwoorden

vraag 1 vraag 2 vraag 3 vraag 4
vraag 5 vraag 6